Start
Inleiding
Aangifte ZD-01
Uitspraken
Geluidsopname
Polen
Links
Uitzendingen
Nieuws
Contact

Voeg toe aan favorieten

 

De rechterlijke macht met kwade opzet misleid en bedrogen, door politie en O.M.

 

Vanaf februari 2000 is na een grondig onderzoek door diverse deskundigen vastgesteld, dat meerdere bewijsmiddelen die een cruciale rol gespeeld hebben in de strafzaak tegen Hörchner en Pijnenborg, opzettelijk zijn vervalst. Noch Hörchner, noch Pijnenborg hebben ooit een volledig en compleet strafdossier van justitie gekregen. Doordat Hörchner met toestemming van een medeverdachte inzage heeft gekregen in zijn strafdossier, is duidelijk geworden dat in het strafrechtelijke onderzoek ZD-01 diverse afwijkende uitwerkingen zijn gemaakt aangaande een essentieel en volgens justitie belastend tapgesprek. In dat strafdossier zaten namelijk wel de zogeheten tapjournalen van het bewuste telefoongesprek, gevoerd tussen Rob van Veen en John Hartings, opgenomen door de afdeling recherche van politie Brabant-Noord.  

Na een zeven jaar lange juridische strijd verstrekte het College van Procureurs-generaal op 22 mei 2007 aan Hörchner en Pijnenborg uiteindelijk een kopie van de originele geluidsopname van het gewraakte tapgesprek d.d. 12-11-’99. Echter, deze geluidsopname is volledig afwijkend m.b.t. de gewraakte passages uit het tapjournaal van de rechercheur Melis Jager en het proces-verbaal van rechercheur André van Roy.  

Tapverslag versie nummer één.

RV: Ik moet nog eh, zeg maar tegen Robert eh dat eh, die “lange”, ‘t nog wilde huren, een maand.

JH: Oh?

RV: Dus, ik zeg…efffe kijke of ik die pen pak, vier-twee, dus datte eh, wil zegge dat ‘t   gebeur ook en ik heb nog geld voor jou.

JH: Wat zeg jij?

RV: En ik heb geld voor jou.

JH: Ja, voor…voor die vent van die Pool, die van de week komt. 

 

Verklaring op bovenstaande uitwerking:  

Rob van Veen (RV), eigenaar van een meubelfabriek in Culemborg, vraagt aan zijn compagnon John Hartings (JH), om aan Robert Hörchner door te geven dat een persoon bijgenaamd “die lange” interesse heeft om de huur voor een maand over te nemen.  

(RV) de eigenaar van de meubelfabriek herkende onmiddellijk het bovenstaande gesprek en met “die lange” werd bedoeld een zekere Theo van den E      , een klant van (RV). Echter op het moment dat (RV) en (JH) telefonisch met elkaar in gesprek waren, kwam een medewerker van (RV) zijn kantoor binnen. Tijdens dit gesprek overhandigde de medewerker een werkorder aan (RV) m.b.t. een bestelling van een vierzits- en een tweezits bankstel. Om vervolgens zijn handen vrij te maken, legde (RV) de hoorn van het telefoontoestel tussen zijn kin en schouder en zocht (RV) ondertussen een pen en zei efffe kijke of ik die pen paken noteerde vier-twee. Vervolgens zei (RV) tegen zijn medewerker in het dialect van Culemborg wil zegge dat ‘t gebeur ook. Met de woorden (“wil zegge dat ’t gebeur ook”) bedoelde (RV) dat deze order ogenblikkelijk door de medewerker moest worden uitgevoerd. Het gesprek had weer doorgang op het moment dat (RV) tegen zijn compagnon (JH) zei, (“en ik heb nog geld voor jou”). De passage (“ik heb nog geld voor jou”) had betrekking op een contante betaling aan een chauffeur uit Polen die een zending meubels die week zou komen afleveren. (”Ja, voor..voor die vent van die Pool die van de week komt”).

 

Op 15 juni 2009 heeft Mr. C.F. Korvinus opdracht gegeven aan The Maastricht Forensic Institute om een letterlijke transcriptie te maken m.b.t. de geluidsopname, die op 22 mei 2007 verstrekt was door het  College van Procureurs-generaal. Het onderzoek werd afgerond op 31 juli 2009 en is er door de onderzoekers vastgesteld, “dat de transcriptie van de betwiste passage van M. Jager onjuist is”. “Voor de versie van A. van Roy is onvoldoende steun in het audiosignaal”. “De versie van R.L. van V      kan daartegen niet worden uitgesloten op basis van het audiosignaal”. Daarmee is het overtuigende bewijs geleverd dat Hörchner en Pijnenborg ten onrechte zijn aangehouden in een strafrechtelijk onderzoek naar het grootste XTC-laboratorium dat tot die datum in Nederland was aangetroffen. Uit de passages van de geluidsband efffe kijke of ik die pen pak en wil zegge dat ‘t gebeur ook blijkt geenszins, dat Hörchner noch Pijnenborg, de bedrijfshal aan de Ketelaarskampweg 17 te ’s-Hertogenbosch verhuurd hadden en er geld voor zouden hebben ontvangen. Door deze passages meerdere malen in transcripties uit het strafdossier te vervalsen, heeft justitie bewust gepoogd om Hörchner en Pijnenborg voor vele jaren wederrechtelijk van hun vrijheid te beroven. Het behoeft geen betoog dat dit een ernstig strafbaar feit is.

 

Overtuigend  bewijs valsheid in bijzondere geschrifte, op ambtseed opgemaakt. 

Gespreksgegevens: 99/1254.1, Tap10 990133116, tijdstip:12-11-1999, 19:40:25, uitgewerkt door rechercheur Melis Jager. 

In het originele tapjournaal met als onderwerp “Lange wil langer huren” staat het volgende:

Tapverslag versie nummer twee.  

RV: Zeg maar tegen Robert dat eeh, die “lange”, nog wilde huren, een maand.

JH: O.

RV: Dus… (vier woorden onverstaanbaar) en de ten procent voor jou.

JH: Wat zeg jij?

RV: Geld voor jou.

JH: Ja, voor die vent van die….(een woord onverstaanbaar) die van de week komt.

 

Door de woorden “en de ten procent voor jou” in te voegen, middels knip- en plakwerk, heeft rechercheur Melis Jager het valse bewijs gecreëerd dat door Rob van Veen gezegd zou zijn tegen John Hartings dat hij “ten procent” zou krijgen als vergoeding voor  de bemiddeling van zogenaamde illegale verhuur van het bedrijfspand aan de Ketelaarskampweg 17 te ‘s-Hertogenbosch en de criminele organisatie die er een XTC-laboratorium in hadden gevestigd.  

Deze verdraaiing van de feiten door rechercheur Melis Jager waren blijkbaar niet voldoende om Hörchner en Pijnenborg als verdachten aan te merken in het strafrechtelijk onderzoek ZD-01.  

Nadien is in het officiële proces-verbaal van hetzelfde tapgesprek de bewuste passage, wederom middels knip- en plakwerk, anders uitgewerkt en zijn er zelfs 26 woorden aan toegevoegd, ditmaal voor rekening van het hoofd van de tapkamer rechercheur André van Roy, de collega van rechercheur Melis Jager.

(delictdossier ZD011A, bladzijde 799, opgemaakt op ambtseed, door rechercheur André van Roy, d.d. 16 februari 2000).

Tapverslag versie nummer drie.  

RV: Ik moet nog eh, zeg maar tegen Robert eh, dat eh, die “lange”, ‘t nog wilde huren, een maand.

JH: O.

RV: Dus, ik zeg dan krijgt ie voor die….(onverstaanbaar) vier-twee, Dus dat eh, moet je zeggen dat ik gebeurd heb en ik heb nog geld voor jou.

JH: Wat zeg jij?

RV: Geld voor jou.

JH: Ja, voor die vent van die….die Pool, die van de week komt.

 

Verklaring van rechercheur André van Roy ten aanzien van het toevoegen van de 26 woorden.

Geluidsopname en een letterlijk uitgewerkte transcriptie van een telefoongesprek tussen de rechercheur André van Roy (AR) van politie Brabant-Noord en een verslaggever van het Katholiek Nieuwsblad (HR), n.a.v. de uitzending Rondom Tien, d.d. 7 april 2007.  

HR: Maar, dat was toch juist de essentie van die 26 woorden dat hij uit kennis bleek.

AR: Hij heeft, daar uit, uit die woorden blijkt, dat hij dus voor een maand die loods verhuurd heeft.

HR: Ja…ja.

AR: Niet meer en niet minder, die conclusie mag men rustig trekken.

HR: Maar goed, ik heb het allemaal niet zo scherp in mijn herinnering, maar uit die woorden bleek dus ook dat ie, zal ik maar zeggen, dat hij daar min of meer kennis van had wat zich daar afspeelde.

AR: Eh.

HR: Dat ie geld zou krijgen, geloof ik.

AR: Ja, ja, hij zou er geld voor krijgen, dat is ook gezegd.

Bovenstaande geluidsopname is door de verslaggever ter beschikking gesteld aan Robert Hörchner.

 

Door het knip- en plakwerk in de uitgewerkte tapverslagen van rechercheur André van Roy en van rechercheur Melis Jager, werden Rob van Veen en John Hartings ervan verdacht te zijn opgetreden als bemiddelaar voor een criminele organisatie. Robert Hörchner en zijn levenspartner Annelies Pijnenborg werden hierdoor als verdachten aangemerkt van de illegale verhuur van de bedrijfsruimte aan de Ketelaarskampweg 17 te ’s-Hertogenbosch. Dit betreft de bedrijfsruimte waar justitie op 25 november 1999 een XTC-laboratorium heeft aangetroffen.  

Ten aanzien van de verdachten Hörchner en Pijnenborg wordt het volgende vermeld in het delictdossier ZD011 a 02.

Pag. 6:  “Verdachte Hörchner stelt samen met zijn vriendin Annelies Pijnenborg tegen betaling de bedrijfsruimte aan de Ketelaarskampweg 17 te ’s-Hertogenbosch ter beschikking.”

Pag. 6:  “Verdachte Pijnenborg stelt samen met haar vriend Robert Hörchner tegen betaling de bedrijfsruimte aan de Ketelaarskampweg 17 te ’s-Hertogenbosch ter beschikking.” 

Middels de onjuiste uitwerking van rechercheur André van Roy m.b.t. het gewraakte tapgesprek d.d. 12-11-1999, is het valse bewijs gecreëerd met als oogmerk dat door Hörchner en Pijnenborg een ernstig strafbaar feit zou zijn gepleegd. Namelijk het tegen betaling ter beschikking stellen van de bedrijfshal aan de Ketelaarskampweg nr. 17 te ’s-Hertogenbosch om de bedrijfshal, zogenaamd te verhuren aan een criminele organisatie, die er een XTC-laboratorium in had gevestigd.  

De onjuist uitgewerkte tapverslagen moesten dienen als onderbouwing van de verdenking en hebben uiteindelijk ten onrechte ook gediend als onderbouwing van die verdenkingen, waardoor de rechtelijke macht niet meer kan functioneren.  

Een opmerkelijk punt is dat één van de beide omstreden rechercheurs, t.w. André van Roy, in de periode dat deze strafbare feiten zijn gepleegd, nota bene hoofd van de tapkamer was. 

Hörchner en Pijnenborg stellen zich op het standpunt, dat het valselijk uitwerken van het opgenomen telefoongesprek met de gespreksgegevens: 99/1254.1, Tap10 990133116, tijdstip:12-11-1999, 19:40:25, onder verantwoordelijkheid van politie Brabant-Noord, aanleiding is geweest voor hun arrestaties, de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden en voorts voor hun strafrechtelijke vervolgingen. Er is derhalve sprake van een onrechtmatige arrestatie, alsmede van onrechtmatige bewijsvergaring. 

Op 12 december 2001 is politie Brabant-Noord reeds op de hoogte gesteld van dit ernstige ambtsmisdrijf en is de aangifte op 6 februari 2002 opgenomen door politie te Boxtel. Ondanks dit gegeven en met medeweten van officier van justitie T. de Jong, is Hörchner daarna nog jarenlang strafrechtelijk vervolgd. 

Vanaf deze datum 12 december 2001 is de aangifte welbewust en voortdurend tegengewerkt door onder andere officier van justitie T. de Jong (bijlage 1 + bijlage 2) officier van justitie H.J. Donker, korpschef van Hoorn (bijlage 1 + bijlage 2), korpschef Akerboom, de korpsbeheerder van ’s-Hertogenbosch A.G.J.M. Rombouts (bijlage 1 + bijlage 2), hoofdofficier van justitie R.W. Craemer (bijlage 1 + bijlage 2), het College van Procureurs-generaal (bijlage 1 + bijlage 2), voorzitter H.N. Brouwer (bijlage), Secretaris-generaal J. Demmink (bijlage) en de Ministers van justitie P.H. Donner en E.M.H. Hirsch Ballin.  

Er is door Hörchner en Pijnenborg onmiddellijk na hun arrestaties, begin februari 2000, een lijvig dossier aangemaakt van alle correspondentie m.b.t. bovengenoemde ambtenaren in deze kwestie. 

Op 23 augustus 2006 is wederom door Hörchner en Pijnenborg aangifte gedaan (405 pagina’s inclusief de bijlagen). Deze keer met name tegen officier van justitie T. de Jong, verantwoordelijk voor het strafrechtelijk onderzoek ZD-01. Deze aangifte is opgemaakt door Interne Zaken van politie (U.V.I.). Op 10 november 2006 was het onderzoek naar ondermeer het valselijk uitgewerkte proces-verbaal afgerond. Officier van justitie H.J. Donker van het Openbaar Ministerie te Breda, verklaarde daarover het volgende: “dat de uitwerking van, van Roy dat die… eeh recht doet aan wat daar is gezegd, ik hoor precies hetzelfde”.  

Vele jaren na diverse aangiften m.b.t. twee verschillende uitwerkingen van één passage uit één gesprek, bleef het Openbaar Ministerie hardnekkig de waarheid geweld aan doen door ten onrechte te volharden, dat er geen sprake was van valsheid in bijzondere geschrifte.  

Op 9 december 2008 is wederom en vergeefs door Hörchner en Pijnenborg aangifte gedaan bij politie Brabant-Noord, afdeling strategie- beleid en integriteit, tegen rechercheur André van Roy en rechercheur Melis Jager. In het geval van rechercheur André van Roy zijn zelfs meerdere aangiften gedaan, t.w. het doen van valse aangiften, valsheid in geschrifte op ambtseed, overtreding van de privacywet en schending van het ambtsgeheim.  

Tevens de eis van Hörchner en Pijnenborg om in het kader van de waarheidsbevinding alsnog de door het College van procureurs-generaal verstrekte geluidsopname van d.d. 22 mei 2007, opnieuw en ditmaal op een correcte en juiste wijze uit te werken, werd geweigerd door de afd. strategie- beleid en integriteit, van politie Brabant-Noord. 

Door deze ernstige ambtsmisdrijven over een periode van zeven jaar in de doofpot te stoppen, hebben bovengenoemde ambtenaren gezamenlijk en opzettelijk, in een structureel samenwerkingsverband en over een langere periode, het gezin van Hörchner en Pijnenborg onherstelbaar veel materiële en immateriële schade toegebracht. 

De gedragingen van bovengenoemde ambtenaren zijn te kwalificeren als niet rechtsstatelijk, onbehoorlijk bestuur, strafbaar en in strijd met het zorgvuldigheid- en vertrouwensbeginsel.

 

Conclusie: 

Het opzettelijk misleiden van de rechterlijke macht, d.m.v. een proces-verbaal opgemaakt onder ambtseed, dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk laten opmaken of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken in een strafrechtelijke procedure, raakt de fundamenten van onze Rechtsstaat.

 

 Start | Inleiding | Aangifte ZD-01 | Uitspraken | Geluidsopname | Polen | Links | Uitzendingen | Nieuws | Contact


Copyright © 2007 Hörchner & Pijnenborg made by Dionysos.

 

                                    server monitoring